current

adj. lopend, aktueel; tegenwoordig; aanwezig

--------

n. stroom; gang, set (schaken); proces; tendens, richting

current¹

[ kurrənt]

I 〈telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 stroom ⇒ stroming 〈in gas/vloeistof〉

2 〈elektriciteit〉stroomsterkte

3 loop ⇒ gang, tendens

♦voorbeelden:

1   a cold current of air • een koude luchtstroom

3   the current of public thought • de publieke opinie

II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (elektrische) stroom

♦voorbeelden:

1   alternate current • wisselstroom

     direct current • gelijkstroom

————————

current²

〈bijvoeglijk naamwoord〉

1 huidig ⇒ actueel, lopend

2 gangbaar ⇒ geldend, heersend

3 〈geldwezen〉in omloop

♦voorbeelden:

1   the current issue of Time • het laatste/nieuwste nummer van Time

2   customs that are no longer current • in onbruik geraakte gewoonten

¶ 〈economie〉 current assets • vlottende middelen

     〈economie〉 current cost • nieuwwaarde, vervangingswaarde